Zechariah 10

De wagen met de zwarte paarden gaat naar het noorden, die met de witte paarden zal hem daarheen volgen en de gevlekte paarden gaan naar het zuiden.’ 1De sterke paarden stonden te trappelen van ongeduld om te vertrekken. Zij verlangden ernaar de hele aarde te verkennen en daarom zei de Here: ‘Goed, ga maar. Doorkruis de hele aarde.’ En zij vertrokken meteen. 2Toen liet de Here mij bij Zich komen en zei: ‘De paarden die naar het noorden gingen, hebben daar mijn oordeel voltrokken en mijn Geest tot rust gebracht.’

Een kroon voor de hogepriester Jozua

3In een volgende boodschap zei de Here: 4
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Zak. 6:11.
5
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Zak. 6:10-11.
‘Cheldai, Tobia en Jedaja zullen giften van zilver en goud meebrengen van Joden die in Babylon in ballingschap leven. Breng hun op de dag van hun aankomst meteen een bezoek. Zij logeren in het huis van Josia, de zoon van Zefanja. Neem hun giften in ontvangst en maak er een kroon van zilver en goud van. Zet die kroon dan op het hoofd van de hogepriester Jozua, de zoon van Josadak,
6en zeg tegen hem: “Dit zegt de Here van de hemelse legers: ‘U stelt de man voor die in de toekomst zal komen en Telg zal heten, die aan de stam zal uitbotten en de tempel van de Here bouwen. 7Hij zal niet alleen de tempel bouwen, maar ook een koninklijke titel dragen. Hij zal regeren als koning en als priester, in een volmaakte combinatie van beide!’ 8Geef daarna de kroon een plaats in de tempel van de Here, ter herinnering aan de gevers, Cheldai, Tobia, Jedaja en ook Jozua. 9De eerste drie mannen, die uit zulke verre landen zijn gekomen, stellen de vele anderen voor die eens zullen komen uit verafgelegen gebieden om de tempel van de Here te herbouwen. Wanneer dat gebeurt, zult u weten dat de Here van de hemelse legers mij naar u heeft gestuurd. Maar dit alles zal alleen gebeuren als u precies de geboden van de Here, uw God, gehoorzaamt.” ’ 10

Een oproep tot rechtvaardigheid en liefde

11In het vierde regeringsjaar van koning Darius ontving Zacharia op de vierde dag van de negende maand een boodschap van de Here. 12De Joden uit de stad Betel stuurden een delegatie onder leiding van Sareser en Regem-Melech naar de tempel van de Here van de hemelse legers in Jeruzalem om de gunst van de Here af te smeken.
Copyright information for NldHTB